Een ode aan dobberen
Een ode aan dobberen
Dit soort plaatjes dus. Zomerzon. Beetje ronddobberen. Lekker nix doen. Heerlijk. En ondraaglijk. Want ik weet precies hoe het gaat: ik droom ervan om even helemaal niets te hoeven. Geen mails, geen to-do’s, geen vergaderingen die eigenlijk een mail hadden kunnen zijn. Maar geef me tien minuten (als dat al) en ik kijk alweer om me heen. Wat kan ik doen? Wat moet ik doen? Waar is mijn lijstje..?
Niets doen voelt gek. Niet productief. Zonde van de tijd. Alsof we elk moment moeten benutten of verklaren. Alsof pauzeren alleen is toegestaan als het onderdeel is van een strak gepland hersteltraject met meetbare KPI’s.
Ik noem het dobberen… Het woord alleen al klinkt verdacht, vind je niet? Alsof je geen idee hebt waar je heen gaat. Geen doel, geen richting, geen nut. En dat is precies de bedoeling. We zijn collectief allergisch geworden voor richtingloosheid. Voor zomaar ergens zijn zonder iets te bereiken.
Behalve op vakantie. Dan mag het ineens wel. Dan noemen we het ‘ontspanning’ of ‘even bijtanken’. Maar op een dinsdagmiddag om drie uur? Stel je voor. Dan moet je ‘aan staan’. Dan is niks doen verdacht. Dan ben je lui. Of nog erger: ongeïnteresseerd.
We vergeten soms dat altijd maar ‘aan staan’ ook een vorm van verslaving kan zijn. Druk zijn is lekker. Het geeft je het gevoel dat je ertoe doet. Dat je nodig bent. Dat je leeft en het maximale eruit haalt. Maar wanneer er ’te’ voor staat is het misschien wel gewoon een escape. Een manier om vooral maar niet stil te vallen. Want als het stil wordt, hoor je misschien dingen die je liever niet hoort.
En dus blijven we maar jakkeren. Rennen, plannen, regelen, schakelen. Alsof stilstaan levensgevaarlijk is. Terwijl juist in dat stilstaan ruimte ontstaat. Voor herstel, voor jezelf of gewoon even… niets. Geen nieuwe input. Geen verwachting. Geen prestatie.
Dobberen dus. Niet als doel. Niet als methode. Maar als tegengeluid. Als klein, stil protest tegen een wereld die maar doordendert. En ja, het voelt soms ongemakkelijk. Bij vlagen nutteloos. Maar misschien is dat precies waarom we het nodig hebben.